Vlaanderen.be | Kunstenenerfgoed.be

Datakwaliteit

Het gaat om heel volledige gegevens: behalve de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap hebben alle meerjarig gesubsidieerde organisaties hun gegevens gestructureerd aangeleverd voor de drie geverifieerde werkingsjaren. Voor de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap krijgen we pas sinds kort die volledig gestructureerde gegevens. Daarom nemen we ze nog niet op in onze overzichten voor 2010-2012. Als een meerjarig gesubsidieerde organisatie toch een deel van de gegevens niet aanleverde, vermelden we dat bij de tabellen. Dat kan twee mogelijke oorzaken hebben. Ofwel leverde een organisatie over één aspect geen informatie voor een van de betrokken jaren, maar wel over de andere aspecten (bijvoorbeeld geen informatie over de vergoeding van medewerkers, maar wel over de activiteiten en financiën). Ofwel stopte de meerjarige subsidiëring voortijdig, waardoor de organisatie natuurlijk ook niet meer rapporteerde over de niet-gesubsidieerde jaren. Voor 2010 en 2011 verwerken we de gegevens van 277 organisaties (zonder de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap). Voor 2012 waren er dat nog 275. Daarom is het niet verantwoord de cijfers als absolute basis te gebruiken om evoluties van absolute cijfers te schetsen: het aantal organisaties blijft niet constant.

Het gaat om absolute cijfers, maar er waren niet elk jaar even veel organisaties. Daarom kunnen we hier geen evoluties van absolute cijfers uit afleiden.

Het is wel zinvol om de absolute cijfers te gebruiken als een indicator op jaarbasis. Bijvoorbeeld: u kunt wel zien welk bedrag de meerjarig gesubsidieerde organisaties in 2010 spendeerden aan lonen en vergoedingen. Dat kan ook voor 2011, maar uit de twee absolute cijfers een evolutie afleiden, kan dan weer niet.

De relatieve verdeling van bepaalde gegevens is wél bruikbaar om evoluties te schetsen. Bijvoorbeeld: door lonen en vergoedingen op te delen volgens functie, kunt u voor elk jaar zien hoeveel procent naar uitvoerende en scheppende kunstenaars ging, en hoe die verhouding over de jaren evolueerde (of net niet, zoals uit de cijfers blijkt).

De cijfers over lonen en vergoedingen, financiën en productieve werking zijn heel betrouwbaar: goede validiteit zonder systematische leemtes. Die leemtes zitten soms wel in de cijfers over publicaties, sociaal-artistieke activiteiten, kunsteducatie en publiekswerking.

Daar stellen we ook grote verschillen vast in de manier van rapporteren. Daarover is nog meer onderlinge afstemming nodig en meer gerichte feedback aan de rapporterende organisaties, om te zorgen voor betere datakwaliteit zodat ook die gegevens een solide basis worden voor analyse en beleidsvoorbereiding.